mr. S.A.S. Matheij

Regelmatig krijgen wij van cliënten de vraag hoe een omgangsregeling moet worden nagekomen onder het huidige coronabeleid van de overheid. De anderhalve meter samenleving werpt vooral veel vragen op voor gescheiden ouders.

De eerste ‘’corona jurisprudentie’’ t.a.v. omgangsregelingen is inmiddels een feit. De voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam wees hier op 12 mei een interessant vonnis over. De feiten in deze zaak waren als volgt. Partijen waren met elkaar gehuwd geweest en waren bij hun echtscheiding een ouderschapsplan overeengekomen over hun minderjarige zoon. Partijen spraken af dat de man twee keer per week omgang zou hebben met zijn zoon.

Halverwege maart 2020 werd de vrouw getroffen door corona, waarna zij besloot haar zoon tijdelijk onder te brengen bij haar ouders. Eind maart 2020 was de vrouw hersteld van corona en sindsdien verbleef zij met haar zoon bij haar ouders in huis.

Vanaf het moment dat de zoon van partijen bij de grootouders verbleef, ontstonden er problemen. De vrouw schreef de man per e-mail over de gevaren die corona met zich meebrengt. De man zou volgens de vrouw een groot risico vormen voor haar ouders die tot een kwetsbare groep behoren. De vrouw stelde dan ook dat de man slechts een buitenwandeling mocht maken met zijn zoon waarbij hij steeds de 1,5 meter in acht zou moeten nemen.

De man was het hier niet mee eens, omdat hij geen 1,5 meter afstand wilde houden van zijn zoon. De man wilde zijn zoon bijvoorbeeld een knuffel kunnen geven wanneer hij dat wilde en wilde hier niet in worden beperkt. De man vorderde dan ook:

te bepalen dat [eiser] , indien hij geen corona-achtige verschijnselen heeft, [minderjarige] vanaf het eerstvolgende contactmoment na het vonnis fysiek mag aanraken, hem mag knuffelen, hem mag laten rondlopen en met hem mag spelen en normaal contact met hem mag hebben;

De voorzieningenrechter oordeelde vervolgens dat ouders die niet bij elkaar wonen in het kader van een omgangsregeling ook fysiek contact kunnen hebben met hun kinderen, zolang zij geen corona-achtige ziekteverschijnselen hebben. Dit acht de rechtbank in overeenstemming met de huidige richtlijn van het RIVM. In deze zaak betekent dit concreet dat de vader contact mag hebben met zijn zoon en dat hij daarbij niet 1,5 meter afstand hoeft te houden. Het besmettingsrisico waar de vrouw zich zorgen over maakt wordt beperkt doordat de man heeft toegezegd voorafgaand aan de omgang zijn handen en gezicht te wassen en naar andere volwassenen 1,5 meter afstand te houden. Het opmerkelijke aan dit vonnis is dat de voorzieningenrechter heel concreet bepaalt dat de man, indien hij geen corona-achtige verschijnselen heeft, zijn zoon vanaf het eerstvolgende contactmoment na het vonnis fysiek mag aanraken, hem mag knuffelen, hem laten rondlopen en met hem mag spelen en normaal contact met hem mag hebben.

Dit vonnis leidt tot de slotsom dat de enkele vrees voor besmetting geen grond vormt om omgang aan een ouder te ontzeggen.